Home  ➞  Iconology  ➞  Interpretations

Iconology of the Wayfarer Triptych

Iconology - Filter

Contains symbolic references

Types of Interpretation

This form is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.

Show All

56 interpretations found.

#4
Boat with ten people onboard from Ship of Fools

[Schu_rmeyer, 1923, 67] le tableau de Bosch serait une illustration de la Blauwe Schuit, mais ce dernier ignore ce qu’est cette _ Barque bleue _. Enklaar [Enklaar, 1933, 37-64, 145- 161, 21, 35-85] se livre à une étude approfondie de cette société, à partir du poème de Jacob van Oestvorcn, Blauwe Scuut, rédigé à la manière d’un statut, en l’an 1413, à l’occasion d’un tournoi organisé par ses membres en Zélande. Elle groupait tous ceux qu’animait la joie de vivre jusqu’à l’excès, qui faisaient fi des conventions et des convenances et qui prisaient plus la folie que la sagesse; elle comptait des membres dans toutes les classes sociales, y compris le clergé; en _taient exclus les voleurs, les assassins, les femmes de mauvaise vie… Plus large qu’une compagnie de carnaval, la Blauwe Schuit .tait une troupe de joyeux compères qui vivaient, en bohémiens, de représentations théâtrales parodiant la société et les événements importants. Son existence est signalée dans plusieurs villes des Dix-sept Provinces : sûrement à Anvers et à Utrccht, sans doute à Bréda et à Nimègue et, l’auteur le suppose, aussi à Bois-le-Duca. Des sociétés analogues ont existé en France, notamment la gilde des _ Enfants-sans-Souci _ à Paris. Le choix du bateau comme emblème, de même que celui de la couleur bleue, reste assez obscur. L’auteur pense reconnaître une Blauwe Schuit dans le tableau du Louvre. Les personnages se retrouveraient, selon lui, dans le poème de J. van Oestvorcn, sauf peut-être le fou lui-même. Pour étayer son hypothèse, il signale d’autres œuvres, de Bosch ou exécutées d’après cet artiste, qui reçoivent une interprétation plausible quand on y voit des représentations similaires : le Concert dans l’œuf (Senlis, collection Pontalba) et une série de gravures éditées par Jérôme Gock. L’une d’elles porte une inscription indiquant le nom de la barque : Die blau schuyte. (p.22)

Adhémar, 1962
Le Musée national du Louvre, Paris

#189
Boat with ten people onboard from Ship of Fools

Men meent de meesten terug te vinden in de bemanning van de Blauwe Schuit van Jacop van Oestvoren[van Oestvoren, 1413; Brant, 1962; Badius, 1498; Maeterlinck, 1907, 219; Gossart, 1907, 191; Demonts, 1919, 6 ff.; de Tolnay, 1937, 28, 64, note 65; van der Heyden, 1562; van der Heyden, 1559; Combe, 1946, 36, 66, note 128]… De nar en de naakte kerels ontbreken echter. Reeds bleek ons, dat vele leden van de bemanning, die volgens Jacops gedicht de Blauwe Schuit vullen moet, nooit tot het Brabantse Carnavalsgezelschap behoord zullen hebben, maar dat zij genoemd worden om de sfeer van losheid en dwaasheid weer te geven, welke de club nastreefde. Zij zijn geijkte typen, die voor de 15de-eeuwers zinnebeelden waren van het lichte en losse leven, en ook de sujetten van Bosch lijken zulke stereotiepe figuren. De vent „inden haselare, de nar met zijn marot, de zijn maag legende vraat, de man die de grote pollepel hanteert, zuster Lute en haar verlopen monnik, de jolige drinkebroer met de op een stok gestoken kan, de drank- en minlustige bagijn, de neergevallen dronkaard en de twee naakte boeven, die gaarne bij het nat zijn, zij allen waren voor van Akens tijdgenoten symbolen. Zo’n stelletje heeft men in werkelijkheid nooit te zamen gezien, evenmin als de bemanning van de Blauwe Schuit uit het gedicht, behalve dan wellicht in een schuit als die te Nijmegen of Bergen-op-Zoom, waarin men hen kan nagebootst en gehekeld hebben. Maar indien ooit echte fuifnummers in een schuit door een stad getrokken zijn, waren zij niet zulke symbolen als de pretmakers van Jeroen [Bax, 1949, 196:note 112]. (p. 194)

Bax, 1949
Ontcijfering van Jeroen Bosch

#200
Tree mast with owl from Ship of Fools

Het trekt de aandacht, dat de mast van het scheepje op het schilderij van Bosch uitloopt in een wijdvertakt en boom, die eraan vastgebonden is. Men mag aannemen, dat ook dit een symbolische beteekenis heeft en er mogelijk een reminiscentie van de oude lentefeesten in zien. Ik zou in verband hiermede de aandacht willen vestigen op een zestiende-eeuwsch liedeken uit het Antwerpsche Liedboek van 1544 [von Fallersleben, 1968, 333], waarin de „ghildekens alle”, van eiken stand, rang of geslacht, monniken, nonnen, bagijnen, cellebroeders, kooplieden, ambachtslieden, poorters, deurwaarders, oplichters, trompetters, fluiters, tamboers, slordige huisvrouwen, „ghesellekens van avontueren”, meisjes, mannen en vrouwen, zotten en zottinnen, ten slotte nog’ speciaal „papen ende clercken”, genoodigdworden „om te comen in den haselaer”. Kalff heeft met een beroep op Dodonaeus, die zegt, dat de hazelaar invloed zou hebben op het sluiten van huwelijken, dit lied willen verklaren als een aanprijzing van het huwelijk, of liever, daar hijzelf terstond inzag, dat de veronderstelling van een dergelijke braaf-maatschappelijke strekking hier misplaatst was, als een algemeene opwekking tot zingenot [Kalff, 1884, 352 ff]. Doch ik twijfel aan een algemeene strekking van dit lied. Regels als „den haselaer es op gherecht” en „tgaet te vastelavont waert” toonen, dat het hier een tijdelijke fuifgelegenheid betreft, een Carnavalsfeest. Ook Kalff blijkt elders overtuigd, dat wij hier met een Vastenavondsgilde te doen hebben [Kalff, 1884, 469 ff.]. (p. 150)

Enklaar, 1933
De Blaue Schult

#217
Tree mast with owl from Ship of Fools

Het trekt de aandacht, dat de mast van het scheepje op het schilderij van Bosch uitloopt in een wijdvertakt en boom, die eraan vastgebonden is. Men mag aannemen, dat ook dit een symbolische beteekenis heeft en er mogelijk een reminiscentie van de oude lentefeesten in zien. Ik zou in verband hiermede de aandacht willen vestigen op een zestiende-eeuwsch liedeken uit het Antwerpsche Liedboek van 1544 [von Fallersleben, 1968, 333], waarin de „ghildekens alle”, van eiken stand, rang of geslacht, monniken, nonnen, bagijnen, cellebroeders, kooplieden, ambachtslieden, poorters, deurwaarders, oplichters, trompetters, fluiters, tamboers, slordige huisvrouwen, „ghesellekens van avontueren”, meisjes, mannen en vrouwen, zotten en zottinnen, ten slotte nog’ speciaal „papen ende clercken”, genoodigdworden „om te comen in den haselaer”. Kalff heeft met een beroep op Dodonaeus, die zegt, dat de hazelaar invloed zou hebben op het sluiten van huwelijken, dit lied willen verklaren als een aanprijzing van het huwelijk, of liever, daar hijzelf terstond inzag, dat de veronderstelling van een dergelijke braaf-maatschappelijke strekking hier misplaatst was, als een algemeene opwekking tot zingenot [Kalff, 1884, 352 ff.; Sloet, 1890, 80 ff.; Kalff, 1923, 205, 231, note 1]. Doch ik twijfel aan een algemeene strekking van dit lied. Regels als „den haselaer es op gherecht” en „tgaet te vastelavont waert” toonen, dat het hier een tijdelijke fuifgelegenheid betreft, een Carnavalsfeest. Ook Kalff blijkt elders overtuigd, dat wij hier met een Vastenavondsgilde te doen hebben [Kalff, 1884, 469 ff.]. (p. 71)

Enklaar, 1937
Varende Luyden. Studiën over de middeleeuwsche groepen van onmaatschappelijken in de Nederlanden.

#437
Tree mast with owl from Ship of Fools

De aard van het door Brueghel [Bruegel, 1559 (The Fight between Carnival and Lent)] door het uithangbord getypeerdehuis blijkt ook duidelijk uit de gedragingen der personen,die men achter de ramen zien kan; een kroeg van dubbelzinnigkarakter. In verband hiermede zal men misschien in de groenekransen en bladerbossen, die eraan uitgehangen zijn, den hazelaarwillen herkennen, die bij het Carnaval als erotisch zinnebeeldgebruikt werd [Enklaar, 1937, 71]. Of zijn dat simpellijk de kransen, waarmeede waard zijn goeden wijn adverteert? Ook de voorman van denstoet, die uit de straat op den achtergrond recht op den beschouwertoekomt, draagt op een stok een tak, waarin men wellichteveneens den hazelaar mag zien. Op het bekende schilderijtjevan Jeroen Bosch in het Louvre te Parijs loopt de mast van de Blauwe Schuit uit in een wijdvertakten boom, die eraan vastgebondenis; ook zijn, door Hieronymus Cock uitgegeven, prentvan de drijvende mosselschelp vertoont een boom, die als mastdienst doet [Enklaar, 1937, 71, 74; van der Heyden, 1562]. Ik heb indertijd de veronderstelling geopperd, datook daarin een herinnering aan den hazelaar zou zitten. Sedertwerd mijn aandacht getrokken door een allegorische roodkrijtteekeningvan Leonardo da Vinei van 1516, die te Windsorbewaard wordt. Men ziet daarop een bootje, waarin een zwijn,of misschien een wolf, met een kompas zich richt naar een opde golven drijvenden wereldbol, waarop zich een adelaar verheft,boven wiens hoofd een kroon zweeft [von Seidlitz, 1935, 118; da Vinci, ca. 1591-1624]. Ook dat scheepje heefteen wijdvertakten boom als mast. Het is hoogst onwaarschijnlijk,dat Leonardo door Noord-Europeesche Carnavalsgebruikentot zijn teekening zou geinspireerd zijn. Uit te maken, of Bosch,die in 1516 overleed, die teekening nog kan gekend hebben, moetik aan kunsthistorici overlaten. In elk geval blijft de mogelijkheidbestaan, dat hij, ook indien zijn verbeelding op kennis vanLeonardo’s werk berust, dan nog aan het Carnavalsembleemvan den hazelaar gedacht heeft. (p. 115)

Enklaar, 1940
Uit Uilenspiegel’s kring