Home  ➞  Iconology  ➞  Interpretations

Iconology of the Wayfarer Triptych

Iconology - Filter

Contains symbolic references

Types of Interpretation

This form is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.

Show All

13 interpretations found.

#200
Tree mast with owl from Ship of Fools

Het trekt de aandacht, dat de mast van het scheepje op het schilderij van Bosch uitloopt in een wijdvertakt en boom, die eraan vastgebonden is. Men mag aannemen, dat ook dit een symbolische beteekenis heeft en er mogelijk een reminiscentie van de oude lentefeesten in zien. Ik zou in verband hiermede de aandacht willen vestigen op een zestiende-eeuwsch liedeken uit het Antwerpsche Liedboek van 1544 [von Fallersleben, 1968, 333], waarin de „ghildekens alle”, van eiken stand, rang of geslacht, monniken, nonnen, bagijnen, cellebroeders, kooplieden, ambachtslieden, poorters, deurwaarders, oplichters, trompetters, fluiters, tamboers, slordige huisvrouwen, „ghesellekens van avontueren”, meisjes, mannen en vrouwen, zotten en zottinnen, ten slotte nog’ speciaal „papen ende clercken”, genoodigdworden „om te comen in den haselaer”. Kalff heeft met een beroep op Dodonaeus, die zegt, dat de hazelaar invloed zou hebben op het sluiten van huwelijken, dit lied willen verklaren als een aanprijzing van het huwelijk, of liever, daar hijzelf terstond inzag, dat de veronderstelling van een dergelijke braaf-maatschappelijke strekking hier misplaatst was, als een algemeene opwekking tot zingenot [Kalff, 1884, 352 ff]. Doch ik twijfel aan een algemeene strekking van dit lied. Regels als „den haselaer es op gherecht” en „tgaet te vastelavont waert” toonen, dat het hier een tijdelijke fuifgelegenheid betreft, een Carnavalsfeest. Ook Kalff blijkt elders overtuigd, dat wij hier met een Vastenavondsgilde te doen hebben [Kalff, 1884, 469 ff.]. (p. 150)

Enklaar, 1933
De Blaue Schult

#217
Tree mast with owl from Ship of Fools

Het trekt de aandacht, dat de mast van het scheepje op het schilderij van Bosch uitloopt in een wijdvertakt en boom, die eraan vastgebonden is. Men mag aannemen, dat ook dit een symbolische beteekenis heeft en er mogelijk een reminiscentie van de oude lentefeesten in zien. Ik zou in verband hiermede de aandacht willen vestigen op een zestiende-eeuwsch liedeken uit het Antwerpsche Liedboek van 1544 [von Fallersleben, 1968, 333], waarin de „ghildekens alle”, van eiken stand, rang of geslacht, monniken, nonnen, bagijnen, cellebroeders, kooplieden, ambachtslieden, poorters, deurwaarders, oplichters, trompetters, fluiters, tamboers, slordige huisvrouwen, „ghesellekens van avontueren”, meisjes, mannen en vrouwen, zotten en zottinnen, ten slotte nog’ speciaal „papen ende clercken”, genoodigdworden „om te comen in den haselaer”. Kalff heeft met een beroep op Dodonaeus, die zegt, dat de hazelaar invloed zou hebben op het sluiten van huwelijken, dit lied willen verklaren als een aanprijzing van het huwelijk, of liever, daar hijzelf terstond inzag, dat de veronderstelling van een dergelijke braaf-maatschappelijke strekking hier misplaatst was, als een algemeene opwekking tot zingenot [Kalff, 1884, 352 ff.; Sloet, 1890, 80 ff.; Kalff, 1923, 205, 231, note 1]. Doch ik twijfel aan een algemeene strekking van dit lied. Regels als „den haselaer es op gherecht” en „tgaet te vastelavont waert” toonen, dat het hier een tijdelijke fuifgelegenheid betreft, een Carnavalsfeest. Ook Kalff blijkt elders overtuigd, dat wij hier met een Vastenavondsgilde te doen hebben [Kalff, 1884, 469 ff.]. (p. 71)

Enklaar, 1937
Varende Luyden. Studiën over de middeleeuwsche groepen van onmaatschappelijken in de Nederlanden.

#437
Tree mast with owl from Ship of Fools

De aard van het door Brueghel [Bruegel, 1559 (The Fight between Carnival and Lent)] door het uithangbord getypeerdehuis blijkt ook duidelijk uit de gedragingen der personen,die men achter de ramen zien kan; een kroeg van dubbelzinnigkarakter. In verband hiermede zal men misschien in de groenekransen en bladerbossen, die eraan uitgehangen zijn, den hazelaarwillen herkennen, die bij het Carnaval als erotisch zinnebeeldgebruikt werd [Enklaar, 1937, 71]. Of zijn dat simpellijk de kransen, waarmeede waard zijn goeden wijn adverteert? Ook de voorman van denstoet, die uit de straat op den achtergrond recht op den beschouwertoekomt, draagt op een stok een tak, waarin men wellichteveneens den hazelaar mag zien. Op het bekende schilderijtjevan Jeroen Bosch in het Louvre te Parijs loopt de mast van de Blauwe Schuit uit in een wijdvertakten boom, die eraan vastgebondenis; ook zijn, door Hieronymus Cock uitgegeven, prentvan de drijvende mosselschelp vertoont een boom, die als mastdienst doet [Enklaar, 1937, 71, 74; van der Heyden, 1562]. Ik heb indertijd de veronderstelling geopperd, datook daarin een herinnering aan den hazelaar zou zitten. Sedertwerd mijn aandacht getrokken door een allegorische roodkrijtteekeningvan Leonardo da Vinei van 1516, die te Windsorbewaard wordt. Men ziet daarop een bootje, waarin een zwijn,of misschien een wolf, met een kompas zich richt naar een opde golven drijvenden wereldbol, waarop zich een adelaar verheft,boven wiens hoofd een kroon zweeft [von Seidlitz, 1935, 118; da Vinci, ca. 1591-1624]. Ook dat scheepje heefteen wijdvertakten boom als mast. Het is hoogst onwaarschijnlijk,dat Leonardo door Noord-Europeesche Carnavalsgebruikentot zijn teekening zou geinspireerd zijn. Uit te maken, of Bosch,die in 1516 overleed, die teekening nog kan gekend hebben, moetik aan kunsthistorici overlaten. In elk geval blijft de mogelijkheidbestaan, dat hij, ook indien zijn verbeelding op kennis vanLeonardo’s werk berust, dan nog aan het Carnavalsembleemvan den hazelaar gedacht heeft. (p. 115)

Enklaar, 1940
Uit Uilenspiegel’s kring