Home  ➞  Iconology  ➞  Interpretations  ➞  Detail

Iconology of the Wayfarer Triptych – Detail

Location of Visual Attribute
Interior Panels of the Wayfarer Triptych
#534
Boat with ten people onboard from Ship of Fools

The motif of the ship of the pleasure-seekers was a very familiar one in the Flanders of the fifteenth century [Enklaar, 1933; Bax, 1949]: the blue boat, laden with a libertine party, was celebrated as early as 1413 in Jacob van Oestvoren’s poem De Blauwe Scuut [van Oestvoren, 1413]; it used to appear in the carnival parades of Brabant. and gave its name to a brotherhood found in several Dutch towns, devoted to feasting and merrymaking [Enklaar, 1933]. But Bosch’s boat is not painted blue. Moreover, Sebastian Brant’s satirical poem Narrenschiff was published in German and in Latin in 1494 [Brant, 1944; Brant, 1962]; the 1498 edition contains many engravings, in no way related. however, to Bosch’s painting, as claimed by Demonts and Combe [Demonts, 1919; Combe, 1946]; the highest expression of the theme is found in Erasmus Praise of Folly [Erasmus, 1913]. The connection with Brant’s work (Demonts), accepted at one point also by Tolnay [de Tolnay, 1937], would provide a date post quem, but the types of the friar, of the nun and of other characters appear to have been inspired by Oestvoren’s poem (Enklaar). (pp. 92-93)

Cinotti, 1966
The complete paintings of Bosch

Keywords
Category
Literary and mythical characters and objects,Social life, culture and activities,Reasoning, judgement and intelligence,Society and social classes
Interpretation Type
InfoSensorium Facet
(Sum, 2022)
Layer of meaning
(van Straten, 1994)
Conception of Information
(Furner, 2004)
Level of knowledge
(Nanetti, 2018)
View of reality
(Popper, 1972, 1979; Gnoli, 2018)
Iconographical description Informativeness Notions,Concepts Second world (Mind)
Reference Source(s)
Bax, 1949; Brant, 1944; Brant, 1962; Combe, 1946; Demonts, 1919; Enklaar, 1933; Erasmus, 1913; van Oestvoren, 1413
Symbolic Content

#4
Boat with ten people onboard from Ship of Fools

[Schu_rmeyer, 1923, 67] le tableau de Bosch serait une illustration de la Blauwe Schuit, mais ce dernier ignore ce qu’est cette _ Barque bleue _. Enklaar [Enklaar, 1933, 37-64, 145- 161, 21, 35-85] se livre à une étude approfondie de cette société, à partir du poème de Jacob van Oestvorcn, Blauwe Scuut, rédigé à la manière d’un statut, en l’an 1413, à l’occasion d’un tournoi organisé par ses membres en Zélande. Elle groupait tous ceux qu’animait la joie de vivre jusqu’à l’excès, qui faisaient fi des conventions et des convenances et qui prisaient plus la folie que la sagesse; elle comptait des membres dans toutes les classes sociales, y compris le clergé; en _taient exclus les voleurs, les assassins, les femmes de mauvaise vie… Plus large qu’une compagnie de carnaval, la Blauwe Schuit .tait une troupe de joyeux compères qui vivaient, en bohémiens, de représentations théâtrales parodiant la société et les événements importants. Son existence est signalée dans plusieurs villes des Dix-sept Provinces : sûrement à Anvers et à Utrccht, sans doute à Bréda et à Nimègue et, l’auteur le suppose, aussi à Bois-le-Duca. Des sociétés analogues ont existé en France, notamment la gilde des _ Enfants-sans-Souci _ à Paris. Le choix du bateau comme emblème, de même que celui de la couleur bleue, reste assez obscur. L’auteur pense reconnaître une Blauwe Schuit dans le tableau du Louvre. Les personnages se retrouveraient, selon lui, dans le poème de J. van Oestvorcn, sauf peut-être le fou lui-même. Pour étayer son hypothèse, il signale d’autres œuvres, de Bosch ou exécutées d’après cet artiste, qui reçoivent une interprétation plausible quand on y voit des représentations similaires : le Concert dans l’œuf (Senlis, collection Pontalba) et une série de gravures éditées par Jérôme Gock. L’une d’elles porte une inscription indiquant le nom de la barque : Die blau schuyte. (p.22)

Adhémar, 1962
Le Musée national du Louvre, Paris

#158
Boat with ten people onboard from Ship of Fools

Is echter Jeroens schip wel een irreëel gegeven Blauwe Schuit? Een als Blauwe Schuit bedoelde schuitwagen heet steeds blauw geschilderd [Enklaar, 1937, 78-82; Enklaar, 1940, 111-116]. De kleur zou hier de betekenis hebben van nietig, ongegrond, bedriegelijk, kortom van de schijn, die het wezen niet dekt [Enklaar, 1937, 82; Woordenboek der Nederlandsche Taal II, 1882, 2, 2795]. Nu is de boot van Bosch feitelijk bruin en niet blauw. Is het niet merkwaardig, dat de meester, die zo graag symboliek in zijn werk te pas bracht en dit ook veelvuldig op het schilderijtje in het Louvre deed, een gefantaseerde Blauwe Schuit niet blauw verfde? Of trokken losbandigen of mensen, die hen hekelden, ook in schuiten rond, welke niet die kleur hadden? En droegen deze toch de naam van Blauwe Schuit, of hadden ze een andere? En kunnen de boten niet soms door het water gevaren hebben? In een stadsrekening van 1550 uit Nijmegen is er sprake van „den schipgesellen op Vastelavont, doe sij myt die Blauwe Schute omvoiren [Enklaar, 1937, 79; Sassen, 1885, 173], en Jacop van Oestvoren schreef in 1413 [van Oestvoren, 1413]: „als si (d.z. poorters die waardig zijn in de Blauwe Schuit opgenomen te worden) die Blauwe Scuut sien royen [Verwijs, 1871, 97-124]. „Omvaren kan echter ook rondtrekken betekenen [Verwijs & Verdam, 1885-1929] en de passage van Jacop kan beeldspraak zijn. In 1504 namen de Neurenbergse beenhouwers ook een narrenschip op een slee mee in de optocht. De bij de beschrijving behorende afbeelding geeft het schip weer in het water en bruin van kleur [Drescher, 1908, 13]. Misschien had de tekenaar een dergelijke boot wel eens in het water zien drijven. (p. 190)

Bax, 1949
Ontcijfering van Jeroen Bosch

#189
Boat with ten people onboard from Ship of Fools

Men meent de meesten terug te vinden in de bemanning van de Blauwe Schuit van Jacop van Oestvoren[van Oestvoren, 1413; Brant, 1962; Badius, 1498; Maeterlinck, 1907, 219; Gossart, 1907, 191; Demonts, 1919, 6 ff.; de Tolnay, 1937, 28, 64, note 65; van der Heyden, 1562; van der Heyden, 1559; Combe, 1946, 36, 66, note 128]… De nar en de naakte kerels ontbreken echter. Reeds bleek ons, dat vele leden van de bemanning, die volgens Jacops gedicht de Blauwe Schuit vullen moet, nooit tot het Brabantse Carnavalsgezelschap behoord zullen hebben, maar dat zij genoemd worden om de sfeer van losheid en dwaasheid weer te geven, welke de club nastreefde. Zij zijn geijkte typen, die voor de 15de-eeuwers zinnebeelden waren van het lichte en losse leven, en ook de sujetten van Bosch lijken zulke stereotiepe figuren. De vent „inden haselare, de nar met zijn marot, de zijn maag legende vraat, de man die de grote pollepel hanteert, zuster Lute en haar verlopen monnik, de jolige drinkebroer met de op een stok gestoken kan, de drank- en minlustige bagijn, de neergevallen dronkaard en de twee naakte boeven, die gaarne bij het nat zijn, zij allen waren voor van Akens tijdgenoten symbolen. Zo’n stelletje heeft men in werkelijkheid nooit te zamen gezien, evenmin als de bemanning van de Blauwe Schuit uit het gedicht, behalve dan wellicht in een schuit als die te Nijmegen of Bergen-op-Zoom, waarin men hen kan nagebootst en gehekeld hebben. Maar indien ooit echte fuifnummers in een schuit door een stad getrokken zijn, waren zij niet zulke symbolen als de pretmakers van Jeroen [Bax, 1949, 196:note 112]. (p. 194)

Bax, 1949
Ontcijfering van Jeroen Bosch